André & Rita Geenens (St. Andriesfarm)
Op bezoek bij . . .
Het heeft hoogst waarschijnlijk geen enkele zin om André Geenens voor te stellen, want iedereen die het woord “geit” in zijn achterhoofd heeft zitten, kent hem natuurlijk : fokker, kaasmaker, museumuitbater en filosoof, vooral als het met geiten te maken heeft.
Het begon eigenlijk allemaal toen André nog thuis bij zijn ouders woonde. Als boerenzoon maakte hij reeds vroeg kennis met het houden en verzorgen van dieren. Met zijn vader ging hij mee naar wedstrijden waar ze met hun netjes verzorgde koeien steeds goede resultaten behaalden. Het kon ook niet anders want de hele winter waren ze bezig met de voorbereiding van de dieren, soms werden de stallen zelfs verwarmd.
In 1962 ging André “werken” bij het ministerie van economische zaken, maar blijkbaar vond hij dat er nog iets ontbrak waar hij meer voldoening aan had en hij dacht dan ook terug aan vroeger, toen hij thuis meehielp met het verzorgen van de dieren. Raar maar waar, dacht hij er eerst over om duivenmelker te worden, maar het vele werk dat dit met zich meebracht deed hem van idee veranderen.
De gedachte aan de melkkoeien van zijn vader bracht hem algauw bij de geiten en in 1979 kocht hij bij een boer in het Oudenaardse zijn eerste (wilde) geiten, waarmee hij onmiddellijk deelnam aan wedstrijden buiten categorie.
In 1980 kocht André in Nederland bij de gekende fokker Van Dijck zijn eerste witte stamboekgeiten. Met deze dieren werden op de prijskampen de eerste trofeeën in de wacht gesleept. De witte geit Doortje werd zelfs kampioen van Oost-Vlaanderen.
In Nederland kocht André ook de toen gekende witte bok Joro . Deze was een zoon van Noro, van de in de geitenwereld bekende Grethe Kardinaal uit het Duitse Delbrück (Keulen). Met dit basismateriaal kende André dan ook jaren een geslaagde fokkerij, denken we maar aan bokken zoals: Ivo, Joro II, Mytho,… en geiten zoals: Miranda, Madonna, Mirabella (die van een zesling waren).
André werd met zijn dieren dan ook verschillende keren provinciaal en nationaal kampioen zodat een groot aantal fokkers bij hem fokmateriaal kochten.
Omdat André vooral geïnteresseerd was in de deelname aan wedstrijden, zorgde hij ervoor dat hij steeds vroege lammeren had (september, oktober) en maakte hij ook gebruik van bronstsynchronisatie. De lammeren werden dan ook steeds bij de geiten gelaten, hetgeen vooral de ontwikkeling van de lammeren ten goede kwam.
In die tijd werd er in zijn woonplaats Strijpen, samen met zijn buren, een geitenclub opgericht, vooral met het oog op het organiseren van wedstrijden ten voordele van de plaatselijke jeugdvereniging, en dat deze wedstrijden steeds van een hoog niveau waren, vraagt U maar eens aan de al wat geroutineerde geitenfokkers. Wie herinnert zich niet de beroemde (lees “beruchte”) keuringen in Strijpen, Zottegem, Bevegemse Vijvers, enz….
André kon het ook voor elkaar krijgen dat op sommige van deze wedstrijden de bekers werden uitgereikt door bekende politici zoals Herman De Croo, Karel Van Miert,….
Toen André in 1980 met stamboekdieren begon, werd hij ook gevraagd om in het provinciaal bestuur van Oost-Vlaanderen te komen, waar hij nu nog steeds deel van uitmaakt als ondervoorzitter.
Na de kennismaking met Van Dijck, die in Nederland een belangrijke geitenkaasproducent is, is André ook zelf verschillende soorten kaas beginnen maken. Hij kocht hiervoor de melk aan. Door de wetsaanpassing in verband met het thuis produceren van zuivelproducten, liet hij deze kazen elders maken.
Uit de vraag wat André vindt over de geitenhouderij van vroeger en die van nu, blijkt dat hij toch wat bedenkingen heeft.
Zo vind hij dat het voor de liefhebber zeker niet verbeterd is, hij vindt bijvoorbeeld het tatoeëren van de dieren beter dan de nu gebruikte oorplaatjes.
De melkcontrole vindt hij wel een verbetering, maar er moeten dan wel zo vlug mogelijk bokmoeders komen en de lineaire keuring waarbij de dieren gemeten worden, is beter dan vroeger.
Wel was er in het verleden in een grote kring meer ambiance en nu is dat nog enkel in een kleine kring. Het verenigingsleven (provinciaal) neemt af zegt hij, behalve bij de Vlaamse Hobbyfokkers, welke hij een prima vereniging vindt.
Waar André veel tijd ingestoken heeft, is in het oprichten van een geitenmuseum met bijhorende taverne. Dit was hem waarschijnlijk niet gelukt zonder de hulp van zijn familie. Hij had vroeger een droom over een boerderij met verschillende soorten dieren, een soort kinderboerderij. Dit kon echter door omstandigheden niet doorgaan, maar het idee liet hem niet los en zo is hij bij een museum terecht gekomen. Drie jaar geleden vond de opening plaats, met als attractie John Budd (dezelfde persoon die op de barbeque van ons vijfjarig bestaan voor de gezelligheid heeft gezorgd).
Alles wat met geiten te maken heeft, is er te zien, van oude foto’s, beeldjes, oude kaas- en melkverwerkingstoestellen, tot verschillende geitenrassen in de aangebouwde stal. In de zomer komen dikwijls toeristen met bussen. De mensen krijgen er dan uitleg (met vertoon van dia’s) over de dieren, de melkverwerking en kaasbereiding. Achteraf kunnen ze dan kaas proeven en eventueel kopen in zijn kaaswinkel.
André heeft zeer veel financiële middelen in zijn geiten en al wat erbij komt gestoken, zeer dikwijls met weinig respons. Moest hij 20 jaar terug kunnen gaan, zou hij zich specialiseren in de productie en verkoop van geitenkaas.
André heeft met het houden van geiten zeer veel vrienden gemaakt en dat is volgens hem een heel belangrijke ervaring in zijn leven.
Wij willen André en Rita nogmaals danken voor de hartelijke ontvangst en kijken al uit naar volgende ontmoeting met deze fijne mensen.
lvdb.vhgs.020399