De huisvesting van geiten

De huisvesting van geiten is erg belangrijk.  Veel geiten worden het gehele jaar binnengehouden.  Vooral op de grotere bedrijven wordt deze methode veel toegepast.  De dieren worden dan o.a. met gemaaid gras gevoerd.  Een ander voordeel van dit binnenhouden is dat dezelfde dieren uit een groep bij elkaar blijven, waardoor de rangorde niet wordt verstoord, hetgeen de rust sterk bevordert.  Ook kan met een besmetting met maag-, darm- en longwormen voorkomen, indien de dieren binnen worden gehouden en niet op besmette percelen weiden.  Bovendien vertrappen geiten bij het weiden veel gras.

Met het binnenhouden van de dieren kan men tevens trachten de voor de dieren gewenste klimaatsomstandigheden zo goed mogelijk te benaderen.  Geiten gedijen minder goed onder ongunstige weeromstandigheden zoals bij felle zonneschijn, regen en wind.

Indien de dieren worden geweid zal men daarom voorzieningen dienen te treffen waarachter de dieren kunnen schuilen.  Tevens moeten de dieren tweemaal per dag worden gemolken.  Indien de melkstal in de nabijheid van de stal is geprojecteerd, kunnen de dieren deze melkstal bereiken.

Welke voorzieningen zijn nodig?

Om tot een optimale productie van de geiten te komen moeten aan de huisvesting van geiten bepaalde eisen worden gesteld.  Zo zullen vooral bij de ‘grotere’ geitenhouders de stal, de kraamstal en de melkstal in afzonderlijke aan elkaar grenzende ruimten moeten worden ondergebracht.  Uitgaande van bestaande gebouwen zijn er vaak belemmeringen om hierin de meest gewenste indeling en stalvorm onder te brengen.  Vooral de ventilatie en de verlichting zijn factoren die de nodige aandacht moeten krijgen.  Bij nieuwbouw zal rekening moeten worden gehouden met toekomstige uitbreidingsmogelijkheden.

Alvorens een geitenhouderijbedrijf te beginnen is een gedegen plan met begroting onontbeerlijk.  In dit plan dient met de volgende voorzieningen rekening gehouden te worden:

  • Stalruimte voor melkgeiten, jonge geiten en lammeren;
  • Stalruimte voor eventuele bokken;
  • Kraamstal;
  • Melkstal;
  • Melklokaal / kaasbereiding;
  • Opslag van strooisel en voedermiddelen;
  • Werktuigenberging;
  • Erfverharding.

Tevens dienen er voor het bewaren en de verkoop van kaasproducten geschikte ruimten aanwezig te zijn.  Wat de huisverkoop van producten betreft is de ligging van het bedrijf van groot belang ten opzichte van de woonplaats, de bereikbaarheid en het verkeer.

Stalvormen

De huisvesting zal zo moeten zijn dat de dieren zich behaaglijk voelen zodat ze optimaal groeien en produceren.  Kleinere aantallen kunnen met succes in een stal voor aangebonden dieren of grupstal worden gehouden.  Men kan in deze stal de dieren gemakkelijk afzonderlijk controleren.  Het melken geschiedt veelal nog in handwerk op de plaats waar de dieren staan.  De dieren worden individueel verzorgd, waarbij ieder dier de benodigde hoeveelheid voer kan worden verstrekt.  Voorraadvoering wordt veelal niet toegepast.  Het uitmesten dient regelmatig en in handwerk te geschieden.  De benodigde arbeidstijd per dier is dan ook groter dan wanneer de dieren in een loopstal zijn gehuisvest.  Daarom wordt bij grotere aantallen dieren meestal voor deze loopstal gekozen.  Hierbij is voorraadvoering van o.a. hooi goed uitvoerbaar en kunnen de dieren in een aparte melkstal worden gemolken.

Het uitmesten kan dan worden beperkt tot slechts enkele keren per jaar.  De mestproductie van een volwassen geit bedraagt 1 kg vaste mest en 1,5 kg gier per dag.  Bij de opslag van mengmest zal daarom met een productie van 2,5 kg dunne mest/dier/dag rekening moeten worden gehouden.

De stal voor aangebonden dieren

Voor geitenhouders met een beperkt aantal dieren biedt de stal voor aangebonden dieren of grupstal een goede mogelijkheid die niet alleen bij ons maar (o.a.) ook in Zwitserland vaak wordt toegepast.  Het verdient aanbeveling om hierbij uit te gaan van de zgn. Hollandse opstelling met zowel een voer- als mestgang.  De standbreedte voor volwassen dieren bedraagt 50-60 cm.  De stal kan in vele vormen worden uitgevoerd.  De standlengte kan variëren van 90 tot 125 cm.  Men spreekt daarom ook wel van kort- en langstandstallen.  Zowel de uitvoering en plaats van de voerbak kunnen de stallengte beïnvloeden.  Zo kan bij een hoog geplaatste voerbak waarbij de dieren liggend met de kop naar voren kunnen, met een standlengte van ca. 90 cm worden volstaan.  Betrekt men de ruimte onder de voerbak hierbij (35 cm), dan heeft het dier toch weer 125 cm beschikbaar.  Veelal wordt een drinkbakje per twee dieren aangebracht.  Dit bakje kan in een uitsparing van de dichte standafscheiding worden geprojecteerd.

  • De grup: deze dient als tijdelijke opslag van de mest.  De afmetingen moeten zodanig zijn dat de stand en mestgang schoon blijven, terwijl het uitmesten gemakkelijk kan worden uitgevoerd.  De grup moet voldoende afschot hebben (2cm/m) voor de afvoer van de gier naar een kelder.
  • De mest- en voergang: deze ruimten zijn primair bestemd voor werkruimte: mesten, melken, opslag, voeren, enz. Voor deze doeleinden is meestal een breedte van 1 meter voldoende.  De mestgang moet iets afhellen naar de grup en mag niet te glad worden afgewerkt.
  • De standvloer: deze dient een geringe helling te hebben van 1cm/m naar de grup.  De vloer dient isolerend, stroef en liefst niet te hard te zijn.  Bij een vloer van beton gebruikt men meestal strooisel.  Ook worden wel een rubber- of kunststofmat gebruikt.  Gebruik van wat strooisel houdt dan de stand droger.  Soms brengt men op het beton een hardhouten rooster aan.  Het voorste gedeelte hiervan kan geheel gesloten, terwijl de achterste helft met spleten voor de gierafvoer kan worden uitgevoerd.  Een dergelijke vloer blijft beter droog, en wordt door de dieren zeer gewaardeerd.  Eveneens kan de stal met een drijfmestkanaal worden uitgevoerd, waardoor het melken gemakkelijker kan worden verricht.
  • De bevestiging: de dieren kunnen zowel aan een halsriem met ketting als aan een hangketting of hangriem worden bevestigd.  Op de afscheiding tussen de standplaats en voerbak wordt dan een eenvoudig voerhekje aangebracht.  Het is ook mogelijk dit hekje als vastzethek uit te voeren.

 Zelfsluitend voerhek

De loopstal

De loopstal is een staltype, waarin de dieren niet zijn aangebonden, maar vrij rond kunnen lopen. Loopstallen kunnen op verschillende manieren worden uitgevoerd zoals:

  • Gestrooide stallen
  • Ligboxenstal
  • Volledige roostervloerstal

Rekening houdend met het feit dat de sociale rangorde bij geiten een grote rol speelt, is het belangrijk de koppels niet te groot te maken, daar anders de onrust toeneemt. Vooral aantallen van meer dan 25 dieren moeten worden ontraden. Ook in kleinere groepen kunnen evenwel probleemdieren voorkomen die men in afzonderlijke boxen dient onder te brengen. Het verdient verder aanbeveling om de dieren te onthoornen en de koppelgrootte aan te passen bij het aantal standen in de melkstal.

De gestrooide loopstal

Veel geiten worden gehouden in een stal die met stro gestrooid wordt en waarin tevens mogelijkheden zijn voor het verstrekken van ruwvoer, krachtvoer en water. Met name in Frankrijk waar men over voldoende stro en bestaande gebouwen beschikt wordt deze vorm van huisvesting voor geiten algemeen toegepast. Ook voor ons land is dit een goede methode alhoewel het benodigde strooisel (0,5 – 1kg/dier/dag) en het uitmesten niet moeten worden onderschat. Veelal wordt de stal met een betonvloer uitgevoerd doch men kan ook met een zandbodem volstaan.

Om het uitmesten op grotere bedrijven te mechaniseren dient men te beschikken over een brede voergang waarop men met een trekker voorzien van een mestvork kan manoeuvreren. Een goede gierafvoer bij gestrooide stallen is altijd een probleem en daarvoor worden meestal extra voorzieningen getroffen. Het ammoniakgehalte in gestrooide stallen is daarom veelal hoger en hiermee zal bij het ventileren rekening moeten worden gehouden. Omdat geiten eigenzinnige dieren zijn moet de oppervlakte per dier zo groot zijn dat verdringing wordt voorkomen en ieder dier voldoende ruimte om te ontwijken heeft. De benodigde oppervlakte per volwassen dier bedraagt ca. 1,4 m2. Voor jonge dieren kan met 1 m2 worden volstaan. Lammeren vragen afhankelijk van de leeftijd een ruimte van 0,5- 1 m2/dier. Een nadeel van een gestrooide stal is dat het hoorngedeelte van de klauwtjes weinig of niet afslijt en daardoor regelmatig moeten worden bijgesneden. Ook zal men er in een gestrooide stal rekening mee moeten houden dat het mestpakket steeds dikker wordt waardoor het voeren aan een vast voerhek problemen op kan leveren. Men zal daarom of de stal regelmatiger moeten uitmesten of het voerhek met voerbak in hoogte verstelbaar dienen uit te voeren. Daarnaast is het in principe mogelijk de vreetbreedte achter het voerhek niet te strooien en dagelijks te reinigen. Het mestpakket in de gestrooide ligruimte kan men dan zonder bezwaar langer laten zitten.

Ligboxenstal

Ook kunnen geiten in een ligboxenstal worden gehouden. De ligboxen worden veelal met een hardhouten vlonder uitgerust waarop de dieren kunnen liggen. De ligboxen moeten zijn aangepast aan de leeftijd van de dieren. De afmetingen van de boxen zijn voor:

  • Jonge geiten < 10 maanden – lengte  80 cm – breedte 30 – 35 cm
  • Jonge geiten > 10 maanden – lengte 100 cm – breedte 40 – 45 cm
  • Volwassen dieren > 24 maanden – lengte 120 cm – breedte 45 – 55 cm

Het strooien van de boxen kan, indien deze met een houten bodem zijn uitgerust, achterwege worden gelaten. Veelal kan met regelmatig uitvegen worden volstaan. Het verdient hierbij aanbeveling om de loop- en eetruimte als roostervloer uit te voeren. In de daaronder gesitueerde kelder kan dan de mest en gier worden opgeslagen. Bij het toepassen van strooisel in de boxen is het gevaar groot dat hierdoor de spleten van de roosters dicht gaan zitten. Ook hooiresten kunnen dit bewerkstelligen. Als loop- en eetruimte kan met een roosterbreedte van 1,25 m worden volstaan.

Als roosterbalken voor geiten voldoet een uitvoering in beton met een balkbreedte van 7-8 cm en een spleetbreedte van 2 cm goed. Wellicht kunnen voor dit doel ook stalen roosters met een spijlbreedte van 2,5 tot 6 cm spleetbreedte van 2-2,5 cm worden gebruikt. Door de mestkanalen onderling te verbinden kan de mest in een circuit van mixapparatuur voor het uitrijden worden gemengd.

De roostervloerstal

Ook bij de huisvesting van geiten kan een volledige roostervloerstal worden toegepast. Hierbij liggen en lopen de dieren op roosters met een spleetbreedte van 2 cm. Met deze stalvorm kan met een zeer beperkte oppervlakte worden volstaan (ca.1,0 m2/dier). Juist bij een kleine ruimte per dier blijven de dieren goed schoon. Om de mestdoorgang zoveel mogelijk te bevorderen, dienen de balken slechts een breedte van 7 à 8 cm te krijgen. Zowel met betrekking tot de stroefheid als levensduur verdienen betonroosters de voorkeur.

Voorkomen moet worden dat voedselresten op de roosters terechtkomen waardoor de roosterspleten verstoppen. Daarom is een zelfsluitend voerhek bij deze stalvorm noodzakelijk. Ook verdient het aanbeveling om de hooiruiven e.d. in een apart stalgedeelte met een dichte betonvloer te plaatsen. In de kelder onder de roosters kan de mest en gier als mengmest van 2,5 kg mengmest/dier/dag beschikt men over voldoende opslagruimte. Om een goed klimaat voor de dieren te verkrijgen zal vooral een roostervloerstal goed geïsoleerd moeten worden. Bij lage buitentemperaturen kan zelfs bijverwarming nodig zijn om de minimum staltemperatuur te kunnen handhaven. Hierover is echter nog onvoldoende praktijkervaring beschikbaar.

De kraamstal

Het verdient aanbeveling om de dieren kort voor het werpen in een kraamstal onder te brengen, zodat het lammeren onder hygiënische omstandigheden kan geschieden. Als kraamhokje kan men met een ruimte van 130 x 150 cm volstaan. Per 15 drachtige geiten dient men over één kraamhokje te beschikken. Nadat de lammeren zijn schoongelikt en de nageboorte eraf is, moeten de moederdieren zo snel mogelijk weer in de koppel worden ondergebracht. Gebeurt dit niet dan kunnen er veranderingen in de sociale rangorde van de koppel ontstaan hetgeen de rust niet bevordert. De lammeren worden direct in een aparte ruimte ondergebracht.

Beschikt men niet over een kraamstal dan lammeren de dieren in de gestrooide groepsbox af. Het is dan ook mogelijk om in deze box een apart “aflamhokje” aan te brengen. Met name bij roostervloerstallen stellen de dieren een dergelijke afzonderruimte zeer op prijs. De bezetting hiervan wordt tijdens de aflamperiode door de dieren zelf geregeld.

De stal voor lammeren

Omdat van geitenmelk in het algemeen zuivelproducten worden gemaakt, zogen de lammeren niet bij de moeder maar worden met kunstmelk opgefokt. Meestal worden de bokjes direct of na enkele weken verkocht, zodat hiervoor weinig ruimte behoeft te worden gereserveerd. De ooilammeren kunnen in leeftijdsgroepen in gestrooide boxen worden ondergebracht en krijgen de melk in een voerbak of door middel van een speen verstrekt. Hierbij kan tot een leeftijd van 5 maanden met een oppervlakte van 0,5 m2/dier worden volstaan. Om tochtverschijnselen te voorkomen krijgen de boxen dichte wanden. Als wandhoogte kan met 80 cm worden volstaan. Men zal indien de lammeren hierin langer en tot een leeftijd van 1 jaar verblijven met een grotere oppervlakte van 0,8 tot 1 m2/dier rekening moeten houden. Jonge dieren stellen hogere eisen aan het klimaat dan de moederdieren; vooral voor de lammeren wordt een minimum temperatuur van 10°C noodzakelijk geacht. Hooi wordt aan de lammeren vaak in ruiven voorzien van deksels verstrekt. Krachtvoer kan via een voerhek met voerbakje worden opgenomen. Vaak is het een probleem dat de lammeren door het voerhek kruipen. Een voerhek met instelbare vreetopeningen kan dit probleem echter oplossen.

De huisvesting van de bokken

Op bedrijven waar één of meerdere dekbokken worden gehouden is het aan te raden deze indien mogelijk niet in de geitenstal maar in een afgezonderde ruimte onder te brengen. De afwijkende geur van een bok kan bij huisvesting tussen de geiten de kwaliteit van de melk beïnvloeden. Aan ruimte voor een volwassen bok moet tenminste 4 m2 beschikbaar zijn. Ook is het niet aan te raden meerdere bokken bij elkaar te huisvesten.

De drinkwatervoorziening

Op de kleinere bedrijven wordt het drinkwater meestal verstrekt door middel van een emmer of waterbak. Voor grotere aantallen dieren zijn er gemakkelijker en hygiënischer methoden. Zo wordt op veel bedrijven gebruik gemaakt van automatische vlotterbakjes. Deze kunnen voor de oudere dieren worden geplaatst op een drinkhoogte van ca. 70 cm. Voorkomen moet worden dat het water verontreinigd wordt door o.a. mest. Daarom wordt wel een stalen beugel rond het bakje aangebracht.

Vooral bij gestrooide stallen met een groeiend mestpakket is het raadzaam om onder het bakje nog een opstapje te maken waardoor het bakje hoger kan worden geplaatst. In het buitenland worden voor geiten ook wel automatische drinkbakjes met een gemakkelijk indrukbaar ventiel toegepast. Wel zijn er in ons land meer en minder goede ervaringen met drinknippels. In enkele stallen zijn bijtnippels aangebracht waarmee de dieren nogal morsen. Ook is het nog niet zeker of de melkgevende dieren hiermee in voldoende mate water opnemen.

Het verstrekken van voedermiddelen

Om gemakkelijk te voeren moet de stal met een verharde voergang zijn uitgerust. Afhankelijk van het aantal dieren en de voedermethode varieert de breedte van de voergang van 1 tot 4 meter. Bij loopstallen wordt het peil van de voergang vaak 10-15 cm hoger gelegd dan het peil van de loop- en eetruif.

Op de afscheiding tussen voergang en verblijfruimte van de dieren moet een voerhek met voergoot worden geplaatst. Deze voergoot kan met een inwendige breedte van 30 cm langs het voerhek worden aangebracht. Bij gestrooide stallen met een groeiend mestpakket verdient een losse voerbak met een in hoogte verstelbaar voerhek de voorkeur. Hierin kan dan het krachtvoer, maïs, gras e.d. worden verstrekt. Losse voerbakken in de ruimte van de dieren voldoen niet omdat deze door de dieren als klimrek worden gebruikt en daardoor vervuilen. Om onrust en verstoten te voorkomen moeten de dieren tijdens het voeren worden vastgezet. Het verdient aanbeveling om hiervoor een zelfsluitend voerhek te kiezen.

Afhankelijk van het staltype kan het hooi langs het voerhek of in ruiven worden gevoerd. Bij de gestrooide loopstallen kunnen met succes ruiven worden gebruikt voorzien van zwaar harmonicagaas of bouwstaal met een maaswijdte van 6 x 6 cm. Om het eten aan de bovenzijde en inspringen tegen te gaan moeten de ruiven van een deksel worden voorzien. In stallen met roostervloeren kan het hooi aan het vastzethek worden gegeven. Meestal wordt bij geiten groepsvoedering toegepast waarbij alle dieren gelijktijdig aan het voerhek kunnen eten.

Alleen het hooi wordt dan in voorraadvoedering verstrekt. De dieren moeten dan aan het voerhek over een lengte van tenminste 35 cm per volwassen geit kunnen beschikken. Om het elkaar bevreten tegen te gaan wordt in de praktijk een grotere ruimte van 40-50 cm/dier aangehouden. Jonge dieren kunnen met 25 cm volstaan. Behalve zelfsluitende voerhekken worden bij kleinere aantallen  dieren ook wel met de hand bedienbare vastzethekken toegepast. Een bekend voerhek is met de zogenaamde keyhole opening uitgevoerd.

Stalventilatie

Het doel van ventilatie is:

  • Afvoer van waterdamp
  • Afvoer van overtollige warme lucht
  • Afvoer van vrijgekomen gassen (o.a. ammoniak uit de mest) en uitgeademde CO2
  • Aanvoer van frisse lucht

Warme lucht kan worden uitgewisseld als de buitentemperatuur lager is dan die van de stallucht. Vocht kan in de vorm van waterdamp worden afgevoerd als de aangevoerde buitenlucht, opgewarmd tot staltemperatuur minder vocht dan de aanwezige stallucht bevat. Een luchtvochtigheid van 60-80 % wordt voor de dieren gewenst geacht, met een max. gehalte aan CO2 van 0,3 volume procent. De meest gewenste staltemperatuur loopt uiteen van 8 -14 °C.

Natuurlijke ventilatie

Door het aanbrengen van openingen in de buitenwanden kan de stal door natuurlijke trek worden geventileerd. Deze openingen moeten door middel van regelbare kleppen kunnen worden bediend. Deze kleppen scharnieren veelal aan de onderkant, zodat de binnenkomende lucht omhoog wordt geleid waardoor kouval op de dieren kan worden voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de openingen zo hoog mogelijk in de gevels te plaatsen en de kleppen centraal te bedienen. Genoemde openingen hebben vooral als doel om frisse buitenlucht aan te voeren. Toch zal vooral bij winderig weer hierdoor ook weer veel lucht de stal verlaten. Omdat warme stallucht opstijgt zal er tevens zo hoog mogelijk in het dakvlak een goede luchtafvoermogelijkheid moeten worden gecreëerd. Zowel een open nok als een lichtdoorlatende ventilerende nok zijn hiervoor geschikt. Om de temperatuur in de stal gedurende een koude periode op peil te houden kan het wenselijk zijn om dergelijke nokconstructies af te kunnen sluiten.

Mechanische stalventilatie

Ook door middel van ventilatoren kan de stalventilatie worden uitgevoerd. Aan capaciteit moet men daarvoor over 1 m3 lucht/kg levend gewicht kunnen beschikken. De ventilatoren kunnen afhankelijk van de mogelijkheden zowel in een geïsoleerde luchtkoker als in een buitengevel worden geplaatst. Evenals bij natuurlijke ventilatie moeten in de gevels regelbare luchtaanvoeropeningen worden aangebracht. De regeling van deze ventilatoren geschiedt met behulp van een thermostaat en toerenregelaar.

De melkstal

Het melken van slechts enkele geiten gebeurt in de regel met de hand en in gehurkte houding. Omdat dit geen gemakkelijke bezigheid is maakt men soms wel gebruik van een zogenaamde melkbank. Dit is een verhoogde houten standplaats voor één geit. De verhoogde stand is voorzien van een op- en afloop, terwijl de dieren tijdens het melken kunnen worden vastgezet. De hoogte van deze melkbank is ca. 90 cm terwijl als stand een lengte van 80 à 90 cm wordt aangehouden.

Op het grotere geitenhouderijbedrijf vraagt het melken een groot gedeelte van de totale veeverzorging. Om dit dagelijks tweemaal terugkerende karwei binnen een redelijke tijd zonder al te grote inspanning uit te kunnen voeren, maakt men vaak gebruik van een doorloopmelkstal. Hiervoor komen de volgende melkstaluitvoeringen in aanmerking :

  • Een tandem melkstal waarbij twee of meer geiten achter elkaar staan. De stal kan  zowel enkel als dubbel worden uitgevoerd. Hierbij is een werkhoogte van 80 -90 cm aan te bevelen. De standlengte bedraagt daarbij 120 cm. De melkstellen worden daarbij aan de zijkant aangesloten.
  • Een zij-aan-zij melkstal waarbij de geiten naast elkaar staan opgesteld. Ook dit staltype kan zowel enkel als dubbel worden uitgevoerd. De melkstellen worden hierbij van achteren aangesloten. De standlengte bedraagt 80-90 cm. Per dier kan met een breedte van 35 cm worden volstaan.

Uitvoering melkstal

Het verdient aanbeveling om de melkstal in een aparte ruimte grenzend aan de stal onder te brengen. Doorloopmelkstallen kunnen zowel in hout als in steenachtig materiaal worden uitgevoerd. Zowel watervast verlijmd multiplex en beton komen hiervoor in aanmerking. Om een goede werkhoogte te krijgen kunnen de dieren via een trap op een verhoogd platvorm komen. Ook is het mogelijk dat de melker zich in een verdiepte melkersput opstelt. De putrand kan recht zonder keerbuis worden uitgevoerd. De dieren kunnen in de melkstal met een zelfsluitend voerhek worden vastgezet en krijgen krachtvoer uit een daaraan bevestigd voerbakje. Bij een tandem melkstal kan dit voer met de hand en bij een zij-aan-zij melkstal ook door een krachtvoerautomaat worden verstrekt.

Voor het melken worden de dieren per groep of koppel via een aparte loopgang naar de melkstal geleid. Indien de dieren in kleine groepen worden gehouden verdient het aanbeveling het aantal standen in een enkele of dubbele melkstal in overeenstemming te brengen met het aantal dieren dat in een groep wordt gehouden. Zo is het mogelijk om bij koppelgroottes van 12 dieren een 1 x 12 of 2 x 12 = 24 stands zij-aan-zij melkstal te maken. Een aparte terugloopgang is dan bij een zij-aan-zij melkstal niet nodig. Bij het houden van de dieren in één of enkele grote koppels is een wachtruimte en terugloopgang nodig.

Het melklokaal/kaasmakerij

Het melklokaal moet zich dicht bij de melkstal bevinden en hierin kunnen alle voorzieningen die met het melken verband houden worden ondergebracht. (reinigingsapparatuur, melk-, opvanggedeelte, melkoeltank). Veelal wordt de kaasmakerij naast of in combinatie met het melklokaal gesitueerd. In de kaasmakerij o.a. moet ruimte zijn voor de kaastobbe, pers en pekelbak. Voor de opslag van kaas is nog een kelder of extra gekoelde ruimte nodig.