Erik en Betty Perquy
Op bezoek bij . . .
Eén van onze volgende fokkerijbezoeken brengt ons richting Belgische kust, naar Zandvoorde bij Oostende.
Ditmaal zijn we te gast bij Erik Perquy en Betty Vermoortel, fokkers van het hertegeitenras. Aan de plaats waar hun woning gelegen is, valt onmiddellijk op waarom zij als stalnaam ” ‘t Hoekje ” gekozen hebben.
Erik is een geboren Oudenburgenaar wiens vader schrijnwerker was en het is duidelijk dat houtbewerking, naast de geitenfokkerij, één van zijn grootste hobby’s is. Overal waar men rondkijkt staan er met de hand uitgesneden beeldjes en meubelstukken, groot en klein, echt de moeite waard om er een tentoonstelling mee te organiseren. Betty daarentegen is een verwoede verzamelaarster van melkkannetjes (misschien een hint voor onze talrijke lezers).
Reeds van heel jong hielp Erik mee op de hoeve van een bevriende boer waar hij alle landbouwwerk verrichte, het is daar dat zijn interesse voor hoevedieren zoals paarden, koeien, geiten,….. opgewekt werd.
Toen Erik en Betty in Zandvoorde kwamen wonen hielden ze eerst wat kippen en konijnen. Het was pas in ’79, toen hij zich tegen boer Opstaele liet ontvallen dat hij ook wel eens een geitje zou willen houden , dat de eerste geit in huis werd gehaald. In eerste instantie was Betty zeker geen voorstander maar het duurde niet lang vooraleer zij voor deze lieve dieren gewonnen was.
Tijdens het eerste dekseizoen (op nieuwjaarsdag dan nog wel) werd de geit in de koffer van de auto naar de bok gebracht. Uit deze dekking werd een boklam geboren dat extra vertroeteld werd.
Eén jaar later ging Erik met dat boklam, dat ondertussen wel een ander onderkomen gevonden had, naar een keuring in Uitkerke.
In ’82 kocht Erik een stamboekhertegeit met een boklam, in ’83 kwamen daar nog eens 2 hertegeiten bij. Vanaf dan is voor Erik en Betty de fokkerij echt begonnen en gingen ze regelmatig naar de keuringen, eerst met Dumarey en dan met De Vusser.
In ’86 leerden zij Paul en Bernice Van Quickelberghe kennen, ook fokkers van het hertegeitenras. Dit was het begin van een hechte vriendschap en zij zijn dan ook hun vaste partners om naar de keuringen te gaan.
Als we dan even de keuringsresultaten overlopen die in al die jaren bereikt zijn kunnen we niet anders dan Erik en Betty feliciteren.In ’84 bij zijn eerste nationale wedstrijd won hij als beginner een bronzen medaille.In ’85 was dat een zilveren medaille.In ’86 2 gouden, 3 bronzen en werd hij reservekampioen met een éénjarige bok en vanaf dat jaar viel hij met zijn dieren op de nationale keuring steeds in de prijzen (’93 reservekampioen met Sherley van ‘t Hoekje).
Tussen ’92 en ’98 hebben hun dieren verschillende provinciale kampioen- en reservekampioentitels behaald, zowel bij de volwassen dieren als bij de lammeren.
Erik heeft zoals velen onder de fokkers de wens om nog eens Belgisch kampioen te worden en hopelijk zit dat er nog wel in.
Zij hebben zelf 4 of 5 keer een keuring georganiseerd in Zandvoorde en één maal in Stene.
Van ’85 tot ’92 was Erik provinciaal bestuurslid en ook Betty is in de provinciale vereniging 7 jaar actief geweest, onder andere als secretaris, schatbewaarder en verantwoordelijke voor het tijdschrift.
Uit deze inzet mogen we afleiden dat Erik en Betty het verenigingsleven erg belangrijk vinden en dat zien we ook op de activiteiten die door de Vlaamse Hobbyfokkers worden ingericht, op geen enkele daarvan ontbreken zij.
Ooit moet er in Zandvoorde een plaatselijke vereniging van geitenfokkers bestaan hebben. De pastoor heeft in zijn kerkelijke boeken immers nog teruggevonden dat Eriks’grootvader in 1922 ondervoorzitter was van deze vereniging, al wist Erik dat zelf niet.
Dat Erik een zuivere hobbyfokker is en veel tijd steekt in het verzorgen van zijn dieren valt onmiddellijk op bij het betreden van zijn stal, een juweeltje om zien, met veel zelfbedachte middeltjes om de verzorging van zijn dieren zo vlot en eenvoudig mogelijk te laten verlopen.
Bij de geboorte van de lammeren worden deze direct van de moederdieren weggenomen en onder een warmtelamp gelegd waarna ze leren uit een pannetje en later uit een voergoot melk te drinken. Lammetjes die zo opgefokt worden zijn veel aanhankelijker aan hun verzorger en zullen zich, zelfs als jong diertje, veel beter op de keuringen laten zien.
De samenwerking met andere fokkers vinden Erik en Betty een belangrijk gegeven vooral op het gebied van kruisen van bloedlijnen hetgeen in België bij de hertegeiten geen gemakkelijke zaak blijkt te zijn omdat het aanbod steeds maar kleiner word.
Het systeem van melkcontrole (1x per dag wegen) zoals hier nu gebruikelijk is kan de goedkeuring van Erik niet wegdragen. Hijzelf weegt bij elke melkbeurt de hoeveelheid melk maar geeft wel toe dat dit bij grote aantallen geiten niet steeds te verwezenlijken valt.
Hij vindt de sanitelidentificatie wel goed maar vindt dat zou moeten bekeken worden of deze nummers ook niet voor het stamboek kunnen gebruikt worden zodat er bij de dieren maar één oormerknummer zou moeten geplaatst worden.
Over huidige manier van keuren is Erik heel duidelijk, hij vond de vroegere werkwijze veel beter en vooral veel aantrekkelijker voor de fokkers en toeschouwers aan de keuringsringen. Ook het verminderen van het belang van de rasstandaard vindt hij een spijtige zaak.
Naast zijn interesse voor de hertegeiten en toggenburgergeiten (waarvan hij er vroeger ook enkele heeft gehouden), ziet hij ook wel iets in het nu fel opkomende bonte geitenras.
Al bij al zijn Erik en Betty zeer tevreden over de vooruitgang die zij met hun eigen hertegeiten hebben gemaakt en die tevredenheid is hun ook aan te zien. Dit kan nog geïllustreerd worden met één van Eriks zegswijzen: ” Een volmaakte geit bestaat niet want de vader en de moeder moeten nog geboren worden”.
Met deze bedenking in ons achterhoofd nemen we afscheid van onze gulle gastheren en bedanken hun nogmaals voor deze fijne namiddag.
lvdb.vhgs.010999